Eindverslag informateur Tjeenk Willink
Informateur Tjeenk Willink heeft op 5 juli 2010 zijn eindverslag aangeboden aan koningin Beatrix.
Tjeenk Willink adviseert de Koningin oud-informateur Rosenthal en prof. drs. J. Wallage te verzoeken om als informateurs een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid van de spoedige totstandkoming van een kabinet van VVD, PvdA, D66 en GroenLinks.
Toelichting Tjeenk Willink op eindverslag
De volledige verklaring van informateur Tjeenk Willink:
Welkom. U bent in groten getale. En u bent bijna weer van me af. Formeren is faseren was de eerste zin op de persconferentie ruim een week geleden. En er is weer een tussenfase afgesloten. Ik licht die fase graag toe. Maar daaraan voorafgaande wil ik kort ingaan op een vraag die velen zich - ook in het land - stellen: hoe komt het dat, anders dan bijvoorbeeld in Engeland, het formatieproces hier zo langzaam gaat terwijl de urgentie zo groot is?
De oorzaak ligt in de spanning tussen de gepolariseerde situatie vóór de verkiezingen en de werkelijkheid daarna. In de verkiezingscampagne lag en ligt altijd een sterke nadruk op de programmatische verschillen en dit keer ook op de vraag wie de grootste partij zou worden en de minister-president zou leveren, kiest de minister-president. Na de verkiezingen moeten in de formatie de punten van overeenstemming worden gezocht en staat de zetelverdeling in de nieuw gekozen Kamer centraal en de veranderingen die de kiezers daarin hebben aangebracht. Het ging immers om Kamerverkiezingen. De uitslag van die verkiezingen dwingt tot een coalitie, niet zoals vroeger van twee, of hooguit drie partijen maar van drie, vier of vijf partijen. Partijen die elkaar hebben bestreden.
Die omslag van verkiezingscampagne naar coalitievorming, van 'ik wil niet met jou' naar 'ik moet wel met jou', van divergentie naar convergentie, kost tijd. Ik herinner me - ik loop al een tijdje mee - dat op 5 december 1971, en 1972 de toen juist benoemde informateur Ruppert tegen mij zei - ik was aan hem toegevoegd vanuit Algemene Zaken als secretaris, toen ik vroeg: wat gaat u nu doen, en hij zei: voorkomen dat iemand zich gedwongen voelt ja te zeggen, want dan zeggen ze zeker 'nee'. In 1972/1973 duurde de formatie vijf maanden. Die tijd kunnen we ons nu absoluut niet permitteren. En zie daar de klemsituatie waarin alle partijen en hun achterban zich bevinden. En aan het eind van mijn eindverslag vindt u die klemsituatie terug. En ik licht graag een enkel punt uit het verslag toe. Ik verwacht en hoop dat u dat inmiddels in uw bezit heeft.
Deze informatiefase is geconcentreerd op de vijf partijen die volgens het eindverslag van informateur Rosenthal bereid zijn tot het dragen van regeringsverantwoordelijkheid en elkaar daarbij niet uitsluiten. Het Kamerdebat op 29 juni heeft de conclusies van informateur Rosenthal bevestigd, waaronder de conclusie dat er geen coalitie met de grootste partij en de grootste winnaar kan worden gevormd.
De voorzitters van de fracties van de vijf partijen waartoe deze informatie zich beperkt, hebben mij desgevraagd bevestigd dat zij gemeenschappelijk verantwoordelijk zijn voor het tot stand komen van een meerderheidskabinet uit die vijf partijen. In dat verband heb ik hen mondeling gewezen op hetgeen zou kunnen binden in plaats van scheiden: onloochenbare feiten, waaronder Europese, mogelijke gemeenschappelijke uitgangspunten, de gevolgen van de verkiezingscampagne en de verkiezingsuitslag voor verhouding tussen kabinet en Tweede Kamer en de kwaliteit van het openbaar bestuur. Dat laatste zal u niet verbazen. Daarna heb ik, ten behoeve van het proces van convergentie, een analyse van die vier punten gemaakt en in een notitie vastgelegd. Deze notitie is als bijlage bij dit verslag gevoegd. Zij is aan de fractievoorzitters toegezonden - alle vijf - maar niet besproken. Inhoudelijke gesprekken die ook altijd onderhandelingen zijn, behoorden niet tot mijn opdracht, zoals u weet. Wat wel tot mijn opdracht behoorde was dat noodzakelijke proces naar convergentie een stapje te verder brengen.
De vijf fractievoorzitters hebben onderkend dat mijn opdracht zich moest richten op vier mogelijkheden voor een parlementair meerderheidskabinet: een kabinet van VVD, PvdA, D66 en GroenLinks; een kabinet van VVD, PvdA en CDA, een kabinet van VVD, PvdA en CDA en D66 en, een kabinet van VVD, PvdA, CDA en GroenLinks. Zelf heb ik aan die mogelijkheden toegevoegd de mogelijkheid van een kabinet bestaande uit de vijf partijen of van bewindspersonen uit die vijf partijen.
Ik heb de fractievoorzitters erop gewezen dat als de vier mogelijkheden voor een parlementair meerderheidskabinet geblokkeerd blijven, er vanuit de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de vijf fractievoorzitters als enige mogelijkheid zou overblijven een kabinet van vijf partijen. Alle fractievoorzitters bevestigden dat deze vijfpartijenvariant door de breedte van zijn samenstelling alleen mogelijk zou zijn op grote afstand van de Kamer. Waarom? Omdat een potentiële meerderheid van 102 zetels anders het noodzakelijke evenwicht tussen een open politiek debat in de Tweede Kamer en de bestuurlijke discipline die elke coalitie eist, en waarvoor coalitieakkoorden worden gesloten nog verder zou verstoren, dan in de afgelopen jaren al het geval is geweest.
Daarmee zou ook geen recht worden gedaan aan de nieuwe verhoudingen in de Tweede Kamer waaronder de positie van de grootste winnaar van deze verkiezingen. De fractievoorzitters van D66 en GroenLinks hebben mij ieder meegedeeld dat zij de mogelijkheid van zo'n kabinet van vijf partijen op dit moment zouden blokkeren. De fractievoorzitters van VVD en PvdA hebben zich in meerdere of mindere mate negatief over deze variant uitgelaten. Voor de fractievoorzitter van het CDA was deze variant de laatste optie.
De complexe verkiezingsuitslag is in zoverre duidelijk dat van de vijf
genoemde combinaties alleen de combinatie VVD, PvdA, D66 en GroenLinks winst
heeft geboekt, en wel van 16 zetels. Deze combinatie telt bovendien drie
partijen die zetels wonnen en één partij die een beperkt aantal zetels verloor.
In dit opzicht doet deze combinatie in vergelijking met de andere combinaties
binnen mijn informatieopdracht het meeste recht aan de uitslag van de
verkiezingen.
De voorzitter van de VVD-fractie heeft mij desgevraagd bevestigd bereid te zijn
tot medewerking aan een onderzoek naar een kabinet van VVD, PvdA, D66 en
GroenLinks op voorwaarde dat de voorzitter van de fractie van de PvdA niet alle
overige combinaties geheel zou uitsluiten. De voorzitter van de fractie van de
PvdA was daartoe bereid.
De voorzitters van de fracties van VVD, PvdA, D66 en GroenLinks hebben na diepgaand beraad, ook onderling, laten weten dat thans deze combinatie moet worden onderzocht. Vervolgens heb ik hen voorgehouden dat gelet op de moeilijke situatie waarin ons land verkeert niet meer tijd verloren mag gaan door het onderzoeken van mogelijkheden die waarschijnlijk op niets zullen uitlopen en dat ik ook niet bereid was een aanbeveling in die richting te doen.
De fractievoorzitters hebben daarop elk afzonderlijk en gezamenlijk verklaard dat zij het onderzoek naar een VVD - PvdA - D66 - GroenLinkskabinet serieus willen verrichten en zich daartoe afzonderlijk en gezamenlijk zullen inspannen in de verwachting dat deze inspanning zal leiden tot spoedige totstandkoming van een kabinet. Daarmee hebben ze ook mij overtuigd, al verheel ik niet dat de onderhandelingen moeilijk zullen zijn.
Het is om die reden dat ik de Koningin heb kunnen adviseren prof.dr. U. Rosenthal en prof.drs. J. Wallage te verzoeken als informateurs een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid van de spoedige totstandkoming van een kabinet van VVD, PvdA, D66 en GroenLinks. En daarmee zijn de vragen die in het eindverslag van informateur Rosenthal nog open moesten blijven, namelijk een of twee informateurs, en welke combinatie eerst beantwoord.